menu

Column Johan Dessing

Omgevingswet, kansen en bedreigingen

Omgevingswet, kansen en bedreigingen

De nieuwe Omgevingswet treedt zoals het er nu naar uit ziet op 1 januari 2023 in werking.

Deze wet heeft een enorme impact op de procedures rondom de ruimtelijke ordening van Nederland. Hierbij krijgen gemeenten een grotere rol bij de aanvraag van vergunningen voor nieuwe projecten.

Positief voor aanvragers is dat procedures en wetten worden gestroomlijnd en vereenvoudigd waardoor nieuwe projecten sneller gerealiseerd kunnen worden.

Ook goed nieuws is dat participatie over projecten als volwaardig en noodzakelijk element in de wet wordt vastgelegd als vereiste vanaf het begin van de aanvraagprocedure en dat falende participatie daarmee bij de rechter kan worden aangevochten.

Er is wel een kanttekening te maken omdat belanghebbenden die met een nieuw project worden geconfronteerd naast voldoende inspraak ook adequate  bezwaar- en beroepsmogelijkheden moeten houden om tegenwicht te geven aan overijverige overheden en projectontwikkelaars.

Een voorbeeld:

Ieder nieuw project heeft een Omgevingsvergunning nodig, maar sommige projecten vereisen allereerst een aanpassing van het bestemmingsplan.

Tegen een bestemmingsplanwijziging kan je in bezwaar gaan bij de Raad van State waarbij je bezwaar gericht moet zijn op het gevolgde proces.

Een omgevingsvergunning daarentegen kan bij de bestuursrechter worden aangevochten waarbij het dan gaat over de inhoud en details van de aanvraag.

Nu is deze tweetrapsraket een langdurig traject, waarvoor veel gemeenten als oplossing een zogenaamde coördinatieregeling hebben afgesproken met hun gemeenteraden die deze twee procedures in elkaar schuiven tot een enkele procedure. Dit wordt verkocht als handig, omdat er door de snelheid eerder duidelijkheid is voor alle betrokken partijen.

Maar er kleeft een groot nadeel aan deze regeling, omdat je hierbij als belanghebbende alleen maar op het proces bezwaar kunt maken bij de Raad van State en niet meer in beroep kunt over de inhoud bij de rechter!

Op deze wijze wordt een belangrijk instrument voor belanghebbenden om in beroep te kunnen gaan dus omzeild.

Dit is onacceptabel omdat projectontwikkelaars hierdoor in onderling overleg met de gemeente een essentieel instrument voor de burger kunnen omzeilen voor snellere realisatie van hun project.

En dit risico is reëel, omdat druk en snelheid bij het bouwen van nieuwe huizen op dit moment urgent is maar wel zorgvuldigheid vereist en een goede democratische en juridische controle.

Gemeenteraden hebben hier een controlerende rol in maar hebben door hun volle agenda’s vaak al op voorhand een mandaat weggegeven aan hun college om niet iedere aanvraag via de raad te laten lopen.

Dit is een zorgelijke ontwikkeling, omdat colleges en hun ambtenaren daardoor carte blanche krijgen om ieder gewenst project waar een bestemmingsplanwijziging voor nodig is redelijk simpel gerealiseerd te krijgen.

De oplossing ligt niet alleen bij de gemeenteraden om hun mandaat terug te pakken, zeker omdat deze regelingen moeten worden herzien door de invoering van de Omgevingswet. Daarnaast zou in de omgevingswet  wettelijk vastgelegd moeten worden dat bij het toepassen van coördinatieregelingen voor een gecombineerde aanvraag de burger het recht moet behouden om op de inhoud hiervan in beroep te kunnen gaan bij de rechter. 

Het is aan de minister om dit te realiseren.

FVD gaat deze wijziging inbrengen bij het finale debat over de start van de omgevingswet dat op 1 november zal worden gehouden in de Eerste Kamer.

De burger moet immers te allen tijde zijn recht kunnen halen, zeker als het gaat over de inrichting van de directe omgeving.