menu

Iftar in het stadhuis | Column Jan Leonard Epema

Iftar in het stadhuis | Column Jan Leonard Epema
Groningen

Op 15 maart werd bekend dat er de komende week een Iftar georganiseerd wordt in het stadhuis van Groningen. Partijen noemen dit onacceptabel omdat er een scheiding van kerk en staat zou zijn.

In Nederland is het juridisch zo dat er wettelijk geen scheiding van kerk en staat bestaat, maar laten we zeggen dat het in de geest van de wet bestaat. De commissie Hirsch Ballin heeft in 1988 geoordeeld dat overheidssteun of facilitering voor (kerk)genootschappen niet per se ongeoorloofd is. Wel is het belangrijk dat de genootschappen gelijk worden behandeld. Christelijke gelegenheden in het stadhuis zijn in dat geval ook prima, uit oogpunt van gelijke behandeling.

Maar is hier sprake van gelijke behandeling? 

Het antwoord is nee. Het is niet zo dat wij de gemeente veel christelijke gelegenheden hebben zien organiseren in het stadhuis. Bovendien is organiseren iets anders dan faciliteren. 

Het riekt naar een voorkeursbehandeling.

Maar die voorkeursbehandeling begrijpen wij niet. Onze inwoners voelen zich al nauwelijks thuis in eigen land. Betreed je een fastfoodketen of restaurant, dan vragen ze of je Engels wilt spreken, want “Nederlands spreken de medewerkers er niet.” 

De geletterdheid liegt er niet om: in de provincie Groningen alleen al zijn er 65.000 laaggeletterden. Aangezien taal een vehikel is van cultuur, is dit een teken van een gebrek aan interesse in, of respect voor, onze cultuur.

Het schijnbare gebrek aan interesse in de eigen (Westerse) cultuur komt niet alleen door mensen van buitenuit, maar ook van onze eigen machthebbers. 

We zien het zelfs terug in de VS, waar straatnamen worden gewijzigd en standbeelden van historische figuren zoals Robert E. Lee worden omgegooid en omgesmolten. Zelfs Washington op het dollarbiljet zou niet meer mogen. 

In 2023 werd de naam van het schip Thomas van Seeratt aangepast onder druk van Volt en GroenLinks omdat die man ooit slaven had (zoals zo veel handelaren in de jaren 1700). Dat hij ook een zeeheld was die een reddingsoperatie opzette tijdens de Kerstvloed, is ineens niet waardevol meer. Dat onze geschiedenis vlekken bevat, wordt gebruikt als excuus om er dan maar pek en veren overheen te gooien. Als wij onze eigen cultuur niet respecteren, hoe kunnen we dan respect verwachten van een ander?

Er zijn voorbeelden genoeg dat onze culturele uitingen en geschiedenis geannuleerd of gewijzigd worden, maar die van andere culturen niet. Zo moest Zwarte Piet verdwijnen en zijn kerstwensen nog slechts beperkt tot ‘fijne feestdagen’. Maar de iftar is onontbeerlijk? Is dit dan de gelijkheid waar onze ‘progressieve’ politici de mond vol van hebben?

We hoeven ons niet te schamen voor Nederland, haar tradities en gebruiken. Sterker nog: wees trots en draag die trots uit! Wie weet maakt gelijke behandeling dan een terugkeer.

Jan Leonard Epema, fractievoorzitter FVD Groningen