FVD legt uit: vijf misvattingen over het Nederlandse slavernijverleden
Wie het waagt zich te mengen in het maatschappelijk debat over slavernij – en de rol van Nederland daarin in vroeger eeuwen – begeeft zich al gauw op glad ijs. Men stuit op emoties en morele oordelen, waardoor weinig ruimte wordt gelaten voor feitelijke analyses en kritische vragen. Maar wie zich verdiept in het onderwerp, ontdekt dat een aantal grote onjuistheden de boventoon voeren in de publieke discussie. Waar hebben we het nu eigenlijk precies over? Voorafgaand aan het Kamerdebat over het Nederlandse slavernijverleden zet FVD de vijf grootste misvattingen voor u op een rij.
1. “Slavernij is een westers fenomeen”
Vaak wordt gesuggereerd dat vooral het Westen zich schuldig heeft gemaakt aan het houden van slaven. In Noordwest-Europa waren slavernij en lijfeigenschap echter al in de loop van de 14e eeuw verdwenen. In het dichtbevolkte Engeland en Nederland kon niet iedereen meer grond bezitten. Sommige mensen moesten dus voor een ander werken om hun dagelijks brood te verdienen. Werkgevers bekeken van dag tot dag welke arbeider voor de beste prijs wilde werken. Dwangarbeid was niet langer nodig.
Toen de Westerse slavenhandel rond 1500 weer op gang kwam, was slavernij in de rest van de wereld – in Arabië, Afrika en elders – nog heel gebruikelijk. Op het Iberisch schiereiland was slavernij geïntroduceerd door de Arabieren; de Portugezen en Spanjaarden namen dat over in hun koloniën. Vrijwel alle economische activiteiten die veel arbeid vereisten, werden wereldwijd door slaven uitgevoerd. Vaak waren dat mensen met schulden, wetsovertreders of krijgsgevangenen. Arabische landen maakten op grote schaal Europese christenen tot slaaf. In Afrika leefde zo’n 30 procent van de bevolking in slavernij.
Het slavenvrije Noordwest-Europa was dus een uitzondering op de regel: ook in de koloniale tijd was het de enige plek ter wereld waar géén slavernij bestond.
2. “Slaven werden uit Afrika geroofd”
Op 19 december 2022 bood Rutte namens de Staat excuses aan voor het Nederlandse slavernijverleden. In zijn toespraak beweerde hij dat slaven uit Afrika werden “geroofd”. Hiermee trapt hij in het frame van activistische groeperingen.
Zoals gezegd was slavernij in de toenmalige Afrikaanse culturen heel gebruikelijk. Afrikanen hadden een grootschalige binnenlandse slavenhandel en begonnen hun slaven na verloop van tijd ook aan Europese kooplieden te verkopen. Deze kooplieden hadden in Afrika niets te vertellen en waren – zodra ze het vasteland betraden – overgeleverd aan de Afrikanen.
De Afrikanen bepaalden niet alleen of en hoeveel slaven er voor verkoop beschikbaar waren. Ze bepaalden ook wat hun leeftijd was, hun geslacht, waar ze vandaan kwamen en wat ze kostten. Bovendien bepaalden ze of de Europeanen überhaupt voet aan wal mochten zetten. Als Afrikanen dus niet op eigen initiatief hun slaven – die behoorden tot hun eigen bevolking – aan Europeanen te koop hadden aangeboden, waren ze nooit naar Europese koloniën verscheept. Dan waren ze in Afrika slaaf gebleven.
3. “Nederland is rijk geworden dankzij de slavenhandel”
Wie denkt dat Nederland haar rijkdommen uit de Gouden Eeuw aan de slavernij in de koloniën te danken heeft, heeft het mis. Op het hoogtepunt droeg slavernij slechts bij aan 5% van de economie, blijkt uit onderzoek van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis. Auteur Pepijn Brandon omschreef dit als “de kurk waar de economie op dreef”, maar dat is weinig geloofwaardig. Autoriteit op het gebied van slavernij professor Piet Emmer is weliswaar vol lof over het onderzoek, maar niet over de conclusie: "95 procent had er dus niets mee te maken. Ik zou zeggen, die 95 procent is de kurk waarop de Nederlandse economie in 1770 drijft en niet die vijf procent."
Bovendien was Nederland in vergelijking met andere westerse landen geen grote speler. Dat waren Portugal, Engeland en Frankrijk. Het aandeel van slavernij in de economie was daar 30%. Zes keer zo hoog als in Nederland dus.
4. “Slaven leefden in uitzonderlijk slechte omstandigheden”
Niemand zal ontkennen dat slaven in erbarmelijke en betreurenswaardige omstandigheden hebben moeten leven en, belangrijker nog, beroofd waren van hun vrijheid. Hun omstandigheden verschilden in veel opzichten echter weinig van die van de gewone man destijds. Sommige feiten wijzen er zelfs op dat de slaven in de koloniën beter af waren dan hun landgenoten die in Afrika achterbleven.
De overtocht van West-Afrika naar de koloniën wordt vaak omschreven als ellendig en gevaarlijk en dat was het ook. Niet alleen voor slaven, maar evenzo voor de scheepsbemanning en -passagiers. Bemanningsleden hadden minder ruimte en het sterftepercentage lag aanzienlijk hoger dan onder slaven. Slaven waren duur en dus een grote investering voor de koopman. Hij zal ze zo gezond mogelijk naar de overkant van de oceaan hebben willen krijgen. Er was dan ook altijd een arts aan boord.
In het tropische klimaat van de koloniën waren de leefomstandigheden hard. Er waren veel ziektes, er was honger en de sterftecijfers waren hoog. Zowel onder de zwarte als de blanke bevolking. Slaven kregen weliswaar lijfstraffen, maar daarin waren zij niet uniek. Indertijd kregen bijvoorbeeld zeelieden hier ook regelmatig mee te maken.
Vergeleken met de slaven die in Afrika achterbleven, waren de Atlantische slaven wellicht zelfs beter af. De sterfte tijdens de binnenlandse Afrikaanse slavenhandel was hoger dan tijdens de Atlantische slavenhandel. Uit skeletonderzoek blijkt dat slaven in de Nieuwe Wereld gemiddeld langer waren dan in West-Afrika. Voeding en leefomstandigheden in de koloniën waren dus hoogstwaarschijnlijk beter.
5. “De slavernij is afgeschaft ondanks het Westen”
Nederlanders wordt over de Nederlandse rol in slavenhandel en slavernij zodanig een schuldgevoel aangepraat, dat het gevoel ontstaat dat beide zijn afgeschaft ondanks het Westen. De afschaffing van de slavernij in de koloniën zou slechts het gevolg zijn van grootschalige en volhardende slavenopstanden. Ook dit is een misvatting.
Het is waar dat er in de koloniën slavenopstanden zijn geweest. Afgezien van de slavenopstand op Haïti – waar de slaven er na bloedig verzet in slaagden een eigen staat te stichten – hebben deze opstanden geen grote gevolgen gehad. De prijs die voor slaven werd betaald bleef in aanloop naar de afschaffing stijgen: ze werden nog steeds als een rendabele investering gezien.
In West-Europa kreeg de anti-slavernijbeweging in de loop van de negentiende eeuw de overhand. Sommige mensen dachten dat vrije arbeid efficiënter was of wilden de elite, die flink aan de slavernij verdiende, tegenwerken. Maar er waren ook idealisten die morele bezwaren hadden en zich bijvoorbeeld ook verzetten tegen kinderarbeid. Eén voor één schaften Europese landen de slavernij af. Nederland deed dat op 1 juli 1863. In de Arabische wereld en het binnenland van Afrika bleef slavernij bestaan.
Het westen heeft de slavernij dus zelf – en als eerste ter wereld – afgeschaft.
Vanmiddag voert Ralf Dekker namens FVD het woord tijdens het Kamerdebat over de gemaakte excuses voor het Nederlandse slavernijverleden en het “bewustwordingsfonds”. Houd onze sociale media en website in de gaten voor zijn inbreng tijdens het debat!
Bronnen
Professor P.C. Emmer – De geschiedenis van de Nederlandse slavernij in een notendop
Professor P.C. Emmer – Geschiedenis van de Nederlandse slavenhandel