FVD en BBB bevragen BBB-staatssecretaris over stikstofbeleid
Afgelopen juni stelde FVD-senator Johan Dessing – samen met BBB-senator Eric Kemperman – een serie kritische vragen aan toenmalig stikstofminister Christianne van der Wal (VVD). Aanleiding was haar reactie op het rapport van de Wageningse onderzoeker Henri Prins, die de toestand van Natura 2000-gebieden in kaart bracht en onderbouwde dat maar liefst 81 procent van de relevante dier- en plantensoorten in deze gebieden in goede tot uitstekende staat verkeert.
Van der Wal was destijds niet bereid om inhoudelijk op het rapport te reageren, waarop Dessing en Kemperman schriftelijk om opheldering vroegen. Maar ook Van der Wals opvolger – BBB-staatssecretaris Jean Rummenie, die de vragen na de kabinetswissel beantwoordde – deed dit niet naar tevredenheid. Zo spreken verschillende van zijn antwoorden elkaar tegen. Bovendien suggereert de BBB-staatssecretaris onterecht dat de toestand van Natura 2000-gebieden vóór hun totstandkoming 25 jaar geleden moet worden nagestreefd, waarmee hij het natuurbeleid strenger maakt dan vereist. Dessing besloot daarop vervolgvragen te stellen.
U kunt de nieuwe vragen van FVD-fractievoorzitter Dessing en BBB-senator Eric Kemperman hieronder lezen.
Vragen van de leden Dessing en Kemperman aan de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over de antwoorden op eerdere vragen (kv-ek-232411) over het rapport van Henri Prins
- In uw beantwoording van eerdere Kamervragen naar aanleiding van het rapport van onderzoeker Henri Prins (Stichting Samenleving, Landbouw en Natuur, juni 2023) Natuur anno 2023: vallen of opstaan? (kv-ek-232411) stelt u enerzijds dat het “in de praktijk mogelijk” blijkt om per aangewezen Natura 2000-gebied “na te gaan hoe de kwaliteit zich sinds de aanmelding heeft ontwikkeld” en anderzijds dat de staat van instandhouding “niet volledig bekend” was “op het moment van aanmelden van Natura 2000-gebieden”; erkent u dat deze beweringen elkaar tegenspreken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wel en welke van de twee beweringen is in uw ogen dan de juiste?
- Erkent u dat uw eerste bewering uit vraag 1 strijdig is met de conclusie van de Ecologische Autoriteit, die in haar rapport van 26 januari jl. stelt dat “vaak niet duidelijk” is “wat de kwaliteit van de natuur in de gebieden was bij het ingaan van de juridische bescherming als Natura 2000-gebied”1? Kunt u uw antwoord toelichten?
- Erkent u dat het dus in veel gevallen onmogelijk is om te bewijzen dat de kwaliteit van een Natura 2000-gebied sinds de aanmelding ervan achteruit is gegaan? Zo nee, hoe verklaart u dan de conclusie van de Ecologische Autoriteit zoals genoemd in de voorgaande vraag?
- In uw beantwoording van eerdere Kamervragen zoals genoemd in vraag 1 geeft u aan dat u het rapport van dhr. Prins serieus neemt en dat u hem de gelegenheid heeft gegeven om zijn rapport nader toe te lichten; wat waren de belangrijkste conclusies uit dit gesprek? Kunt u uw antwoord toelichten?
- Kunt u de indiener de notulen van en communicatie voorafgaand aan en na afloop van het gesprek met dhr. Prins zoals genoemd in vraag 4 doen toekomen? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
- In uw beantwoording van eerdere Kamervragen zoals genoemd in vraag 1 geeft u aan dat de conclusies van dhr. Prins niet overeenkomen “met de wetenschappelijke conclusies waar de grootste consensus over bestaat, namelijk dat een groot deel van de Nederlandse soorten last heeft van stikstof” en dat het verschil van inzicht voortkomt uit het feit dat dhr. Prins kijkt naar de ontwikkeling van soorten vanaf het jaar 2000 en niet al vanaf daarvoor; bent u het met de indiener eens dat voor het voldoen aan de Europese Habitatrichtlijn slechts relevant is hoe Natura 2000-gebieden zich sinds het moment van aanwijzing – die plaatsvond rond het jaar 2000 – hebben ontwikkeld? Kunt u bevestigen dat de toestand van deze gebieden (of de soorten die in deze gebieden voorkomen) vóór het jaar 2000 in deze context dus niet relevant is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u uw antwoord op vraag 16 van de genoemde Kamervragen herzien?
- Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?