Over het nut van “ophef”. Waarom FVD de mediamacht niet schuwt
Al sinds het ontstaan van FVD is de partij regelmatig “in opspraak”, zoals dat wordt genoemd. Er ontstaat “ophef” - grote verontwaardiging in media en politiek over een uitspraak, een appje of een gesprekspartner.
In de loop van de jaren zijn er velen geweest die mij en de partij op allerlei standpunten steunden - maar die moeite hadden met die “ophef”. Zij meenden dan dat dit ging om “bijzaken” en dat het ons afhield van ons “politieke werk”. Dat we ons, kortom, moesten focussen op de breed geaccepteerde, centrumrechtse stokpaardjes en verder binnen de bandbreedte van het maatschappelijk betamelijke moesten blijven. Zo zouden we het effectiefst kunnen opereren. Salonfähig worden. Een breed publiek kunnen aanspreken.
Ik ben het met deze opvatting niet eens. Daarom schuw ik het niet om “ophef” te veroorzaken. Daarom trotseer ik steeds weer zo’n mediastorm en ben ik zelfs bereid geweest om afsplitsingen te laten ontstaan.
Maar ik heb de reden daarvoor eigenlijk nooit echt uitgelegd. Waarom ik de zaken die “ophef” veroorzaken juist niét zie als bijzaken - maar als de essentie van wat wij moeten doen.
Wat winnen we erbij?
Ik kan me goed voorstellen dat dit voor velen contra-intuïtief aanvoelt. Dat ze misschien zelfs boos op mij worden van dat regelmatig terugkerende “gedoe”. Want waarom zou je als politieke partij nou continu in allerlei schandalen verwikkeld willen raken? Waarom steeds die filosofische vragen? Waarom die provocerende tweets? Wat heb je daarbij te winnen?
De sleutel ligt in het effect dat beoogd wordt met de schandalen - die, welbeschouwd, worden gecreëerd en enorm worden opgeklopt door de gevestigde macht. Zíj maken steeds iets tot “ophef”, zíj bepalen wanneer een woordje of grapje of ontmoeting iets heel verdachts of gevaarlijks is (en het is ook lang niet altijd precies te voorspellen wanneer dat eigenlijk gebeurt en hoe iets kleins ineens groot wordt of iets groots merkwaardig genoeg klein blijft) - maar áls het gebeurt is dat altijd met een reden, met een doel: het buiten de orde verklaren van een standpunt of opvatting. Het afgrenzen van de acceptabele discussieruimte. Om daarmee, uiteindelijk, en dat is de kern, de randvoorwaarden van het debat zó af te bakenen dat zij altijd winnen.
Taboes doorbreken
Dus de dingen waar wij - politiek gezien - tegen zijn - zoals massale immigratie, klimaatbeleid, Europese eenmaking, coronaregels - worden als het ware “beschermd” door frames die tegenstanders opgeplakt krijgen en die een vertaling zijn van een bewust gecreëerd en in stand gehouden taboe.
Ik zal een aantal voorbeelden geven van frames en taboes die ik in mijn leven heb geïdentificeerd en - hopelijk - tot op zekere hoogte heb doorbroken.
Nationalisme
Allereerst: het taboe op “nationalisme”. In mijn jeugd was het volstrekt aanvaard dat dit zou leiden tot oorlog. De “acceptabele”, “salonfähige” rechtse positie was dat nationalisme inderdaad gevaarlijk is, maar dat er wellicht praktische of temporele belemmeringen zijn voor Europese eenmaking. Wie het frame van “enge nationalist” (of “xenofoob”) opgeplakt kreeg was “af”. En daardoor verdedigde niemand ronduit de natiestaat en ging de Europese eenmaking zonder veel tegenstand door.
Dat taboe heb ik proberen te doorbreken door in De Aanval op de Natiestaat te laten zien (met enorme woede en ophef tot gevolg) dat nationalisme juist kan leiden tot vrede, en imperialisme en eenmaking tot oorlog. Ik trotseerde het frame (“enge nationalist!”) en ontmaskerde het achterliggende taboe.
Met als gevolg dat de argumentatieruimte om tegen de EU te zijn extreem is vergroot en onze tegenstanders (de voorstanders van eenmaking) feitelijk met lege handen zijn komen te staan. Hun “argument”, zeg maar, was het taboe op nationalisme. Wie dat taboe doorbreekt, wint de discussie.
Klimaat
Iets vergelijkbaars kwam ik tegen in het debat over klimaat. “CO2 leidt tot klimaatverandering en moet worden teruggedrongen” - dat was ook de positie van “acceptabel rechts”. Dus meegaan in het verhaal over “vervuiling”, over “schoon” en “duurzaam” - met dan als maximale uitkomst het toevoegen van kernenergie aan de energiemix. Maar ondertussen krachteloos blijven tegen het groene verhaal an sich, de klimaatakkoorden, de klimaatwet, Kyoto: enfin, de duurzaamheidsreligie als zodanig.
Ook hier kreeg ik aanvankelijk heel het land (en een groot deel van onze aanvankelijke supporters) over me heen toen ik zei: we gaan het “CO2-is-gevaarlijk” frame doorbreken! Er ís geen versnelde opwarming als je een wat langer tijdspad overziet. En CO2 leidt juist tot vergroening. Er dreigt geen tekort aan olie en gas - want de fossiele brandstoffen zijn mogelijk überhaupt niet eens “fossiel” en sowieso nog voor duizenden jaren voorhanden.
Opnieuw: een zeer groot taboe. Iets ondenkbaars. Wat zo’n beetje niemand in mijn omgeving aandurfde. Iedereen riep: blijf daar nou weg, focus je alleen op immigratie en EU, of desnoods op de kosten van de klimaatplannen, niet op de achterliggende filosofie, dat leidt tot ophef, dat begrijpen mensen niet, dat is onnodig..!
Toch heb ik dat gedaan en ook daarmee vervolgens enorme speelruimte verworven om buiten de “kaders” te treden die door de tegenstander waren gesteld. Het gevolg is dat ook op dat onderwerp de gevestigde orde nu in feite zonder verhaal zit. Omdat hun wapen, het taboe op “schaarste”, “vervuiling” en het frame van “u bent niet duurzaam, u vernietigt de aarde” onschadelijk is gemaakt.
Het coronataboe
Iets vergelijkbaars speelde met corona. Hier was het frame “wappie”, en het taboe “griep”. Ook dat hebben we doorbroken. Toen Wybren de moed had om met Lange Frans en Tisjeboy Jay af te spreken was de wereld te klein (want de tegenstanders van de maatregelen moesten uit elkaar worden gespeeld - met “wappies” mocht je niet omgaan). Het bekritiseren van de absurde persconferenties met doventolk (alsof we te maken hadden met een kernramp of een dijkdoorbraak) leidde tot een soort nationale haatorgie. En - meest belangrijk - het was ten strengste verboden om corona te vergelijken met de griep - wat het vervolgens onmogelijk maakte om het (feitelijk onjuiste) “pandemieframe” van de regering (grootste crisis sinds mensenheugenis, nooit eerder vertoond, etc.) met een feitelijk correct tegenframe “zware griepgolf” (wat corona immers ís) te bestrijden.
Ook hier hebben we dus de noodzakelijke ophef doorstaan, het frame doorbroken en het taboe ontmaskerd om de strijd te kunnen aangaan. Als we dat niet hadden gedaan (en waren blijven doen wat o.a. de JA21-afsplitsers wilden: de maatregelen bekritiseren op inconsistentie, maar niets zeggen over de mortaliteit van corona, de risico’s cq. onnodigheid van vaccinaties, de hysterische aard van de “crisis”) hadden we nooit een effectieve oppositie tegen de maatregelen kunnen organiseren.
Nog meer establishment-taboes
Maar met deze drie taboes zijn we er nog lang niet. Want onze tegenstander (het links-liberale blok dat de macht heeft in ons land, de beschikking heeft over zo’n 110 Kamerzetels, de steun heeft van journalistiek, academie, ambtenarij en multinationals) maakt gebruik van nog veel meer taboes of semi-onaanvechtbare claims om de eigen agenda door te drukken.
Eén daarvan - niet te missen - is de Tweede Wereldoorlog, die al decennia wordt ingezet om massale immigratie en multiculturalisme te promoten en kritiek daarop te smoren. Zolang wij dat niet ontzenuwen zullen we nooit effectief ons volk en onze identiteit kunnen beschermen. Omdat zij dan altijd weer dingen gaan roepen als: “Oh, wilt u dat de treinen weer gaan rijden…!?”
Daarom was de “poster” van 5 mei zo belangrijk. En daarom werd iedereen ook zo boos: we hadden raak geschoten. Hun thema, hun wapen, de vergelijkingen van Grunberg en Geert Mak tussen Marokkanen en joden, het in stelling brengen door Thom de Graaf van Anne Frank in de strijd tegen Fortuyn - we pakten het van ze af. We zeiden: de Oorlog ís niet van jullie. En bevrijdingsdag mogen wij op onze eigen wijze invullen. De volgende keer dat ze weer met de Oorlog aankomen om hun immigratiestandpunt kracht bij te zetten staan zijzélf nu te kijk - want je mocht de Oorlog toch niet “politiseren”?
En zo zijn er nog veel meer frame-ophef-taboe combinaties. Neem de anti-Rusland-propaganda die ingezet wordt om (opnieuw) Europese eenmaking te propageren, de klimaatagenda te pushen (Russisch gas mag niet!) en de Amerikaanse geopolitieke upper hand ten opzichte van Europa te handhaven (want zolang contacten met Rusland out of the question zijn, kan de natuurlijke Europese “brugfunctie” tussen de Atlantische wereld en Eurazië niet tot stand komen - en zijn we totaal afhankelijk van de ”grote broer” in DC). Het frame waarmee mensen worden gecancelled is “Poetin-fanboy”. Uit angst om dat label opgeplakt te krijgen, hoopt de gevestigde macht dat niemand zich sympathiek over Rusland durft uit te spreken en de gewenste politieke richting ook hier ongestoord kan worden voortgezet.
“Vrouwenhaat”, nog zo’n frame, dat het taboe op de keerzijde van feminisme moet beschermen. Wie spreekt over de verschillen tussen mannen en vrouwen, de uitdagingen van werken én kinderen opvoeden, het belang van het huwelijk, de schoonheid van jing en jang, rolverdelingen, etc. - die wordt uitgescholden voor “seksist”. Ophef. Angst. Er wordt “afstand nemen” geëist - en de discussie is gesloten.
Ga zo maar door. Elk frame dat ophef veroorzaakt, beschermt een taboe dat op zijn beurt weer een belangrijk ideologisch programmapunt van de gevestigde macht ondersteunt.
Conclusie
Zolang we bang blijven voor die frames blijven de onderliggende taboes onaangetast en vechten we met één arm op de rug. Strijden we altijd op eigen helft - zijn we altijd in de verdediging. En winnen we dus nooit.
Daarom is het absoluut essentieel om de frames één voor één te blijven ontzenuwen en de taboes stuk voor stuk te doorbreken. Daarom is het onvermijdelijk dat FVD in de ogen van het establishment “controversieel” blijft - en dus niét “salonfähig” hoeft te worden. Die controverse rekt vervolgens het debat op. Het verschaft ademruimte. Niet alleen voor onszelf - maar voor iedereen die zich benauwd voelt door de steeds kleiner wordende discussiekaders van de gevestigde macht. Zo zijn we daadwerkelijk een bevrijdingsbeweging. Wij werpen elke keer weer het juk af van de gevestigde macht (en voor de goede orde: in onze eigen ogen zijn wij geheel niet “controversieel”, maar extreem gematigd, redelijk, rustig en bestuurswaardig - maar omdat we de moraalmacht uitdagen worden we niet zo bezien).
Dat betekent dat ons werk zwaar is - veel zwaarder dan alleen maar binnen de gestelde marges “redelijk rechts” zijn - en het vergt mensen met een zeer sterke geest. Met moed, heldenmoed. Het vergt ook grote intelligentie, omdat je elke keer “om het hoekje” moet kijken. Wanneer een frame wordt gehanteerd is de normale menselijke reactie om weg te kijken. Om te zeggen: oh, oeps, sorry! Maar wij moeten elke keer tóch kijken. De verboden ruimte betreden. De deur openen, laten zien dat er geen spook verstopt zit onder het bed. En nooit “sorry” zeggen. Nooit! Want dan erkennen we de morele macht van degenen die het ophefframe creëren. Dan winnen zij.
Daarom ga ik steeds weer de ophef aan. Daarom “is er altijd wat” rond FVD. Daarom is het vaak niet “leuk”, niet “prettig”: precies dát is ons werk. Onze baan. Alleen dán doen we iets dat betekenis heeft. Dus FVD zal ophef zijn - of zal niet zijn. Enjoy the ride.
Thierry Baudet