Arbeidsmigratie: een doodlopende weg | Column Ewald Kegel

Eén van mijn favoriete stokpaardjes die ik graag naar voren mag brengen in discussies rondom arbeidsmigranten is dat zij het resultaat zijn van gebrek aan innovatie door ondernemers. Ondernemers vinden het makkelijker om goedkope arbeiders in te huren die (relatief) eenvoudige taken verrichten dan dat zij investeren in innovaties die het gebruik van dergelijke arbeid overbodig maken. Uiteindelijk zal arbeidsmigratie echter een doodlopende weg blijken.
Wellicht opmerkelijk kwam ik tot mijn inzichten toen ik geschiedenis studeerde en mij verdiepte in de economie van het Romeinse Rijk. Ik was met name geïntrigeerd door de vraag waarom de Romeinse economie de meest geavanceerde was die de wereld tot dan toe kende, maar dat de stap naar industrialisering en gerichte inzet van technologie niet gebeurde, zoals dat vanaf de late Middeleeuwen in West-Europa wel zou gebeuren.
Ik kwam tot de conclusie dat de Romeinen een relatief constante aanvoer van slaven- en contractarbeid kenden die in de pas liep met de veroveringen en uitbreidingen van het Romeinse Rijk. Hierdoor was er geen stimulans om over innovatie na te denken, want goedkope arbeid was altijd wel aanwezig en kon naar believen aangewend worden.
Terug naar onze tijd en Zuid-Holland. In onze provincie hebben we nooit slavenarbeid gekend en het gebruik van arbeidsmigranten is tot 60 jaar geleden zeer beperkt gebleven. Sterker nog: er zijn meer perioden in de geschiedenis geweest waarin Nederlandse arbeid in trek was in het buitenland, met name in Duitsland. Vanaf de jaren ’60 treedt er een duidelijke verandering op. Ondernemers gaan actief op zoek naar arbeid in het buitenland omdat onze industrieën uit eigen gelederen niet voldoende arbeid kunnen rekruteren. Versoepeling van regelingen en toegenomen mogelijkheden van arbeiders om zich eenvoudig over lange afstanden te verplaatsen leidt ertoe dat er arbeidskrachten in Zuid-Europa geworven worden, snel gevolgd door arbeidskrachten uit Marokko en Turkije.
Dit is wat mij betreft het cruciale punt waarop het fout liep: beter was het geweest wanneer betrokken ondernemers zich hadden gefocust op innovatie door middel van automatisering en robotisering dan voor het inzetten van (goedkope) arbeidskrachten. Wat mij in die mening sterkt is dat vrijwel alle industrieën waarin deze arbeiders ingezet werden in de loop der tijd toch failliet gingen, dan wel naar het buitenland -met name China- verplaatst werden. Productieprocessen werden daar gekopieerd en verbeterd en de arbeiders waren er nóg goedkoper waardoor Zuid-Holland de competitie verloor.
De openstelling van arbeid uit landen van de Europese Unie bood zogenaamd nieuwe ‘kansen’ voor ondernemers om arbeiders uit met name Oost-Europa aan te trekken die voornamelijk in het Westland in de kassen aan het werk gingen. Voor velen van die arbeiders is de reden om in Zuid-Holland aan het werk te gaan een kwestie die veel lijkt op het fenomeen van arbitrage in de financiële sector: je kunt hier een relatief hoog salaris verdienen, terwijl de kosten voor o.a. levensonderhoud in Oost-Europa veel lager zijn. De Oost-Europese arbeiders nemen er daarbij dan op de koop toe dat ze hier vaak onder erbarmelijke omstandigheden worden gehuisvest en er sprake is van uitbuiting door schimmige uitzendbureaus.
Op basis van wat ik hierboven beschreef kan het geen verrassing zijn dat waar ondernemers van arbeidsmigranten gebruik maken, zij het zeer moeilijk hebben of krijgen en hun activiteiten veelal al ten dode zijn opgeschreven. Dient zich een land aan dat zich de technologie toegeëigend heeft en vervolgens nog goedkopere arbeidskrachten kan leveren, dan is het snel over en sluiten. Zo bevindt zich in China inmiddels al meer dan 60% van alle glastuinbouwkassen in de wereld en verwacht ik dat door een combinatie van technologische vernieuwing en goedkope arbeid ook de glastuinbouw een groot risico loopt te verdwijnen uit onze provincie.
De enige oplossing om het tij te keren is de inzet van ondernemers op technologische innovatie. Daar kan menselijke arbeid op termijn niet tegen concurreren. De rol van de overheid zou daarbij heel terughoudend moeten zijn, zodat ondernemers via onder andere lage belastingen ook in staat worden gesteld om daadwerkelijk te investeren in innovatie.
Ewald Kegel, Fractievoorzitter FVD Zuid-Holland