menu

Uitspraak Europese Hof van Justitie zet grenzen wagenwijd open: Baudet stelt Kamervragen.

Uitspraak Europese Hof van Justitie zet grenzen wagenwijd open: Baudet stelt Kamervragen.

Thierry Baudet (FVD) heeft Kamervragen gesteld aan de Minister van Asiel en Migratie naar aanleiding van een recente uitspraak van het Europese Hof van Justitie. Deze uitspraak van 4 oktober jl. stelt dat vrouwen in Afghanistan, vanwege de onderdrukking door de Taliban, als een specifieke sociale groep moeten worden gezien. De cumulatieve discriminatie tegen vrouwen, waaronder het verbod op onderwijs, beperkingen op bewegingsvrijheid en werk, en het verplicht dragen van de boerka, wordt nu aangemerkt als een vorm van vervolging.

Forum voor Democratie maakt zich grote zorgen over de mogelijke effecten van deze uitspraak. De drempel voor het verkrijgen van de vluchtelingenstatus wordt hierdoor aanzienlijk verlaagd, wat mogelijk leidt tot een grote toename van asielaanvragen uit Afghanistan, en mogelijk uit andere landen waar soortgelijke omstandigheden heersen.

Baudet vraagt de minister om duidelijkheid over de impact van deze uitspraak op het Nederlandse asielbeleid. Hoe zorgt de minister ervoor dat Nederland, dat al kampt met een asielcrisis, zich kan beschermen tegen een verhoogde instroom van immigranten?

Het is tijd dat de regering - indien nodig in Europees verband - nadenkt over de verstrekkende gevolgen van internationale rechtspraak. Moet Nederland gebukt gaan onder het oordeel van een internationaal hof, of ligt de soevereiniteit uiteindelijk bij onze eigen bevolking?

De Kamervragen van het lid Baudet zijn hieronder te lezen.

  1. Bent u op de hoogte van de uitspraak van het Europese Hof van Justitie van 4 oktober jl. (C-608/22 en C-609/22) die stelt dat vrouwen in Afghanistan als een specifieke sociale groep moeten worden gezien en dat de talibanmaatregelen een zodanige cumulatieve discriminatie vormen dat deze als vervolging kunnen worden aangemerkt? 
  2. Verwacht u dat de drempel voor het verkrijgen van vluchtelingenstatus hiermee wordt verlaagd? En bestaat het risico dat deze uitspraak leidt tot een aanzienlijke toename van asielverzoeken?
  3. Welke impact verwacht u dat deze uitspraak heeft op het Nederlandse asielbeleid? Bent u het met ons eens dat de uitspraak lijkt te impliceren dat een brede groep vrouwen uit Afghanistan, enkel op basis van hun geslacht en de situatie in hun land, in aanmerking komt voor de vluchtelingenstatus? Hoe zal dit doorwerken in de beoordeling van toekomstige asielaanvragen?
  4. Hoe zorgt u ervoor dat Nederland, gezien de reeds hoge instroom van asielzoekers, niet onevenredig zwaar belast wordt door deze uitspraak? Welke maatregelen overweegt u om de asielinstroom beheersbaar te houden in het licht van deze nieuwe juridische ontwikkeling?
  5. Bent u bereid om in Europees verband het debat aan te gaan over de mogelijke gevolgen van deze uitspraak voor de migratiepolitiek binnen de EU? Acht u het wenselijk dat het Europese Hof van Justitie op deze manier invulling geeft aan het asielbeleid, gezien de mogelijke gevolgen voor de nationale soevereiniteit van lidstaten?
  6. Hoe zorgt u ervoor dat individuele toetsing van asielaanvragen gewaarborgd blijft, ondanks dat de uitspraak van het Hof lijkt te suggereren dat de algemene situatie in Afghanistan op zichzelf voldoende kan zijn voor de toekenning van de vluchtelingenstatus? Hoe voorkomt u dat de asielprocedure een standaardprocedure wordt zonder zorgvuldige beoordeling van persoonlijke omstandigheden?
  7. Bent u voornemens om maatregelen te treffen om de gevolgen van deze uitspraak in Nederland beheersbaar te houden?
  8. Ziet u noodzaak om op nationaal niveau te kijken naar de positie van internationale rechtspraak in ons nationale asielbeleid, gezien de steeds grotere invloed van uitspraken van internationale hoven zoals het Europese Hof van Justitie? In hoeverre is het wenselijk dat dergelijke uitspraken de beleidsvrijheid van Nederland op het gebied van asiel- en migratiepolitiek beïnvloeden?