Terugkeer van leven en schoonheid in de straten

Met weemoed denken we weer terug aan een tijd waar de schoonheid in de straten floreerde en het leven bloeide.
De mooiste plekken op aarde, waar talloze mensen elk jaar massaal heen trekken om hun vrije tijd door te brengen, zouden binnen de muren van onze academies vijandige reacties opwerpen: ‘kitsch,’ ‘achterlijk,’ ‘niet functioneel,’ ‘te veel ornament’. In deze instituten is het begrip schoonheid gestigmatiseerd tot een primitief bijgeloof uit het verleden. Ingevolge zijn onze leefomgevingen verworden tot onaangename industriële apparaten waarin mensen zich nauwelijks meer herkennen of thuis voelen. Strekkende glazen wanden om torenhoge metalen constructies tekenen een vervreemdend en eenzelvig stadsbeeld. Zo eens zie je tussen dikke horizontale lijnen betonnen balkons een kluitje bloempotjes uitsteken, of vang je door een labyrint van infrastructuur blik van een oude man die wat afgescheurde stukjes brood richting een groep eendjes gooit.
Beginselen
architectenwereld van ‘house-of-the-future’s’ en ‘smart cities’ lijkt steeds verder af te staan van de mensen die erin moeten wonen. Onze culturele elite lijkt, bewust dan wel uit onwetendheid, niet meer te geloven in onze beschaving, de mensen en de tradities. De lokale bouwstijlen zijn vervangen door een uitwisselbare internationale stijl, de architectuur herinnert ons niet meer aan onze hoogste dromen en onze omgeving voelt niet meer als thuis. Daarnaast heeft de opvatting dat smaak volkomen arbitrair is, schoonheid, een goed dat ooit door en door verweven was met het leven, verdrongen tot een onbelangrijke hobby voor de vrije tijd. Een eigenaardige ideologie heeft intrede gedaan tot onze maatschappij en het is van belang dat we ons er tegen leren uitspreken. Zodat we eens weer leven en schoonheid in onze straten kunnen schenken.
Niet alleen is er een zekere basis in de realiteit voor wat schoonheid omvat, lelijkheid kan actief onze zielen doen verschrompelen. De leefomgeving waarin we ons begeven maakt continu een actieve indruk op onze gemoedstoestand. Een beloopbare straat met bankjes en afwisselende huisdeuren kan ons op ons gemak stellen en een oneindige wand met eenlijnige kale ramen kan ons ingetogen en gehaast stemmen. Het werk van de architect is net zo belangrijk als dat van de tandarts of bakker en is even gegrond op voorspelbare regels en gebruiken. Naast de directe invloed op ons mentale welzijn heeft architectuur ook een geestelijke rol. De hoogste architectuur belichaamt onze idealen in steen en verankert ze in de grauwe grond. Het bevestigt onze plek onder de hemel, herinnert ons aan wat we waard zijn en wat ons drijft om elke dag ons bed uit te komen en aan ons werk te beginnen.
Een kunst van imitatie
Traditionele gebouwen kennen goede manieren en etiquette. De meeste gebouwen komen bescheiden aan de dag en een enkeling valt op, het geheel maakt een aangenaam of zelfs pittoresk straatbeeld. Waar traditionele architectuur streeft naar bescheidenheid en harmonie, is moderne architectuur altijd op zoek naar nieuwe indrukwekkende foefjes. Moderne gebouwen moeten een indruk maken op de voorbijganger. Ze moeten een ‘effect’ zoals ‘schokkend’ en ‘spottend’ bewerkstelligen. In plaats dat de gebouwen een neutrale introspectieve kalmte uitstralen worden ze gedwongen om onze korte aandachtsspanne te dienen. Hier is een duidelijk verschil in ontwerpfilosofie. Waar onze voorouders gematigde, waarachtige architectuur bouwden voor de oneindigheid, proberen hedendaagse architecten onze aandacht te trekken met kortstondige ideetjes en grapjes. Dit heeft ervoor gezorgd dat onze omgevingen geen schouwtonelen meer zijn waar het menselijk leven zich in al haar kleurrijkheid kan afspelen, maar onrustige jungles waar alle gebouwen concurreren om aandacht. De architectuur heeft zich geleend voor de rol als hoofdrolspeler in tegenstelling tot haar ware functie als decor.
In de architectuurscholen wordt steeds gehamerd op de noodzaak van ‘originaliteit’ in je ontwerpen. Een gebouw moet een ‘geniale’ ingeving uitdrukken. Niet alleen heeft dit ervoor gezorgd dat onze omgevingen ontzettend onsamenhangend en onrustig zijn en alleen om die reden al lelijk, ook is willekeur de ultieme rivaal van schoonheid. Het creëren van iets moois is een stapsgewijs en minutieus proces van proberen en falen. Het duurde ongeveer vierhonderd jaar tot de Griekse Dorische zuil tot zijn vervolmaking kwam. Je kunt stellen dat uit duizend originele ideeën er maar ongeveer één goed is. De modernisten stoten traditie (als in de verzameling van succesvolle ideeën) in zijn geheel af. Regeltjes zijn tenslotte de antithese van “je bent perfect zoals je bent”. Helaas geldt voor de kunstenaar hetzelfde als de diamant: hij gaat pas fonkelen als je hem slijpt.
Het idee dat een kunstwerk zo ‘origineel’ en ‘creatief’ mogelijk moet zijn is absurd. Kunst streeft eerder naar het omgekeerde: het normaalste. Kinderen tekenen een huis altijd op dezelfde manier: rechthoek, spits dak, vier ramen, deur in het midden en een schoorsteen met misschien een gedraaide veer eruit. Dit archetype is zo alomtegenwoordig dat kinderen die in een flat wonen of gebouwen die hier niks op lijken bijna allemaal zo’n zelfde huis tekenen. De verklaring voor de aantrekkingskracht van deze oerbeelden is simpel. Als we door de natuur lopen en een appel zoeken, zoeken we dan niet de normaalste appel? Eentje zonder gaatjes, verkleuringen en asymmetrieën; is de normaalste appel niet de meest perfecte appel? Architectuur hoeft enkel te voldoen aan de verwachtingen die al in je zitten. Merk je hoe de beelden zich al op je netvlies tekenen als ik zeg: “Hollands stadhuis” “koninklijk paleis” of “Italiaanse villa”? De architect weet deze oerbeelden slechts te vangen in zijn gevels en schept harmonie tussen de echte wereld en die van onze gedachten.
Een thuis, een plaats
In 1921 schreef de in academies verafgoodde architect Le Corbusier de woorden “Une maison est une machine-à-habiter” oftewel “Een huis is een machine om te wonen”. Le Corbusier was een van de grondleggers van het functionalisme: de filosofie dat gebouwen uitsluitend aan praktische en economische eisen moeten voldoen. Deze ideeën werden na de oorlog rap over de hele wereld geïmplementeerd. Nieuwe steden werden louter functioneel gebouwd: uitgestrekte eentonige woonwijken en duizelingwekkende anonieme winkelcomplexen, allemaal met het oog op efficiëntie. Alleen, is de opvatting dat een huis een machine is om te wonen niet benauwend krap? Moet een huis niet naast een plek zijn om te slapen, eten en droog te blijven ook een aangename plek zijn, een thuis?
Al sinds mensenheugenis vervult onze omgeving de kernachtige taak van het creëren van een thuis. Om onze leefomgeving aangenaam te maken kunnen we eenvoudige vuistregels toepassen. Ten eerste moeten we steden niet verdelen in gigantische afgesloten leef-, werk- en consumptiezones. Mensen zijn geen robots, als we werken houden we niet opeens op met leven. We moeten juist huizen, bedrijven en winkels door elkaar heen bouwen, zodat winkels staan in geleefde straten en je familie ook eens het bedrijf ziet. Daarnaast komen de straten ook tot leven omdat je voor de boodschappen niet meer de auto hoeft te pakken. Ook moeten we de menselijke maat vinden tussen krappe flats en eenzelvige woonwijken. Door een smaakvol, zacht stedelijk weefsel van smalle straten en opspringende huizen ontstaat een levendige gemeenschap getekend door ouderen in de straat, verzamelende families en spelende kinderen.
Tot niet zo lang geleden waren al deze principes gecodificeerd in een traditie van stadsplanning. Helaas is dit haarscherpe vakmanschap vervangen door geestdodende Excel-sheets onder de beschikking van uitwisselbare bureaucraten. Gelukkig is er een tweede kamp ontstaan in de wereld van de stedenbouw: de Nieuw Urbanisten. In het Nieuw Urbanisme worden eeuwenoude en universele principes van de stedenbouw nieuw leven ingeblazen. Zo wordt de voetganger weer het uitgangspunt voor het stratenplan, staan pleintjes met historische orientatiepunten weer centraal in het publieke leven en wonen mensen van alle strata van het leven door elkaar. Het belang van een gezonde stedelijke omgeving kan niet overschat worden. De inrichting van onze buurten, wijken en steden is centraal aan een breed scala aan problemen zoals eenzaamheid, sociale ontwrichting, bureaucratisering en monopolisering. Het helen van het verderfelijke weefsel van onze hedendaagse steden zou hoog moeten staan op de agenda van iedere verantwoordelijke regering. Helaas valt dit probleem in een rijtje dat niet op te lossen is met spreadsheets en ad-hoc-oplossinkjes en zullen we zonder fundamentele koerswijziging binnen afzienbare termijn allemaal in grijze metropolen wonen waar ‘functionaliteit’ regeert!
Monumentale architectuur
Architectuur is de steen geworden geschiedenis van een gemeenschap en natie, het is aan haar om een gevoel van saamhorigheid en toebehoren te scheppen. Het biedt ons een gevoel van plaats, afkomst en geloof. Het oriënteert ons in ruimte-tijd. Alleen door ons verleden te begrijpen kunnen we weten waar we heen moeten in de toekomst. Moderne architectuur probeert juist ons verleden te ondermijnen. Middels een ongedifferentieerde, fantasieloze internationale stijl heeft het onze culturele wortels meedogenloos afgesneden. Dit heeft de Nederlander weinig goeds gedaan. Radelozer dan ooit groeit hij op in een wereld zonder enige richting. In plaats dat het een diepere, anders onderdrukte, essentie in hem tot uiting brengt, lijkt het hem slechts naar grotere diepten te brengen en de volwassenwording uit te stellen.
Architectuur is het gezang van de menselijke ziel. In haar komen onze idealen tot uiting en worden ze gehuldigd in harmonische verhoudingen. De oude Grieken maakten in hun tempels al onderscheid tussen twee idealen. De Dorische bouworde verwezenlijkte een mannelijk ideaal, een door de Romeinse ingenieur Vitruvius omschreven sterke, blote man. De Ionische bouworde verwezenlijkte een vrouwelijk ideaal, volgens Vitruvius een elegante, zedig geklede dame. Alle architectuur maakt een bepaald gebaar, probeert een bepaalde droom te vangen. De sierlijke Amsterdamse gevels, opgerukt tegen de vlakke gespitste daken, zijn een ode aan de waardigheid. Eveneens vertellen de Gotische kathedralen ons, kenmerkend door de opwaartse lijnen, glinsterende brosse ornamenten en etherische lichtinvallen, dat God licht is. Wanneer je je realiseert dat architectuur meer is dan functioneel, namelijk de reflectie van een mensbeeld, raak je je bewust van waarom de traditionele stijlen zo bedreigd zijn.
Modernistische architectuur heeft onze maatschappij geïnfiltreerd als het Paard van Troje. Het heeft haar geest van zelfkastijding op sluipende wijze alledaags gemaakt door ons af te leiden met oppervlakkige foefjes. Bovenstaand gebouw is niet mooi, resoneert met niemand. Het kan slechts een kortstondige ‘haha!’ oproepen. Zoals een grap dat kan. Het probeert niet in onze diepste vezels weerklank te vinden, het probeert ons op het oppervlak te raken en te verwarren. Het wil niet rijmen met onze gevoelens maar ze juist omzeilen. Toch maakt het deel uit van een decennia-oude stamboom van succesvolle anti-traditionalistische kunst. Onze gebouwen zijn geen monumenten meer aan de schoonheden van het menselijke bestaan; aan burgerlijkheid, waardigheid, trots en moed. Wanneer onze gebouwen geen universele en onsterfelijke waarheden meer uitspreken zinken onze zielen. Een positieve bevestiging van het leven wordt bitterheid. De hele moraal van een volk kan eronder lijden. Waar geen eerlijkheid is zullen stigma en begoocheling triomferen. Waar geen trots is zal nihilisme en zelfvernietiging zegevieren. En waar geen moed is zullen grotere krachten gauw orde herstellen.
Een uitgestrekte horizon!
Zou het niet mooi zijn, als nieuwbouw niet van die lakse bureaucratische projecten betrof, maar als nieuwe steden kronen op de beschaving waren? Dat als we de kans krijgen om door een van die straten te wandelen we diezelfde hype voelen als voor een film van Christopher Nolan, dat gevoel van verwondering voor dat er zoveel genialiteit en aandacht in iets kan zitten? Als we willen kunnen we steden bouwen waar Parijs en Venetië bij verbleken. We kunnen bouwen in een eigentijdse stijl die nog beter op de mens aansluit dan die van voorbije tijden, een stijl met meer vreugde, verhoogd bewustzijn. We kunnen gebruik maken van technologie waarvan onze voorouders niet eens konden dromen! We kunnen heuvels en bergen scheppen, grachten en valleien graven. Met vooruitstrevend openbaar vervoer kunnen we de auto uit onze straten verdrijven en de reiservaring weer verwonderlijk en gemeenschappelijk maken. Met nieuwe materialen zoals glas en staal kunnen we gebouwen maken nog dromeriger dan de Gotische kathedralen. En met ontwikkelende prefab technologie kunnen we ingewikkelde ornamenten goedkoop massa produceren!
We moeten alleen wel willen. De Europese geest heeft zich altijd gekenmerkt door de wil om te ontsnappen aan zijn erbarmelijke bestaan van ziekte, pijn en gebrokenheid. Deze wil om het menselijke project voort te zetten heeft ons tot de grootste hoogtes gebracht. Echter, wanneer we ons laten gijzelen door zelfhaat zullen we gauw uitgezongen zijn en onszelf noch anderen helpen. Alleen als we kritisch, selectief en assertief zijn kunnen we een ommezwaai maken. We moeten weer nieuwe architectuurbladen schrijven, scholen oprichten, genootschappen afsluiten en grote ideeën denken. Enkel met hernieuwd libido, een positieve bevestiging van het leven, een wil om te creëren, kunnen we de krachten van platheid, vulgariteit en verbitterdheid die ons teisteren, trotseren - en van onze leefomgevingen weer vreugdevolle, harmonieuze plekken maken.